Voorgeschiedenis

Voorgeschiedenis van het park

Parken in een stad zijn voor ons heel gewoon. Maar dat is niet altijd zo geweest. Tot in de negentiende eeuw was er weinig openbaar groen in de steden. Er waren wel veel particuliere tuinen en in Utrecht ook de vroegere kloostertuinen, maar die waren als regel niet vrij toegankelijk. Utrecht had slechts twee plaatsen openbaar groen. De Maliebaan, in 1637 aangelegd voor het balspel van de studenten, en het Singelplantsoen. Deze is tussen 1829 en 1861 aangelegd op de stadswallen door J.D. Zocher jr.

De bevolking van de stad nam echter sterk toe en de stadsbewoners kwamen steeds dichter op elkaar te wonen, vaak zonder eigen tuin. Er ontstond steeds meer behoefte om in of vlakbij de stad een frisse neus te halen. In wijk C werd op initiatief van de buurtvereniging in 1882 het Oranjepark aangelegd. Ook toen al door betrokken burgers! Dat was daar hard nodig, want de woonomstandigheden in wijk C waren erbarmelijk. Dit park moest in 1938 alweer verdwijnen voor de aanleg van de Jacobsstraat.

In die tijd verlieten steeds vaker welgestelde burgers de stad om rustig buiten te gaan wonen. Deze ontwikkeling baarde het stadsbestuur zorgen.
In 1887 en 1888 kon de gemeente twee stukken land kopen aan de oostkant van de stad. De twee ongehuwde broers Ram boden in 1887 hun buitenplaats ‘Het Hoogeland’ te koop voor een flinke maar redelijke prijs. Het jaar daarop bood baron van Boetzelaer van Oosterhout zijn eigendom op het Oudwijkerveld te koop aan. Een onbebouwd en tamelijk ruig tuindersgebied. Voor een schijntje, maar wel onder de voorwaarde dat er binnen tien jaar een openbaar wandelpark zou worden aangelegd.

Met het sluiten van de koop met beide aanbieders had  gemeente grond verworven voor de aanleg van een wandelpark en tegelijk voor het bouwen van grotere huizen. Dit laatste gebeurde op het terrein van het Hoogeland, want de koopprijs moest wel terugverdiend worden.

 De Koningslaan aan het eind van de 19de eeuw

De Koningslaan aan het eind van de 19de eeuw