W.O.Z. – O.Z.B. 2004 – 2005

Over de hoogte van de W.O.Z.-waarden van een vrij groot aantal panden (woonhuizen) in onze wijk en de daaruit volgende hogere O.Z.B – aanslagen voor dit jaar, bestaat veel onrust. Reden voor ons om van een aantal panden deze gegevens te verzamelen en daarover met het hoofd van de afdeling Gemeentebelastingen een diepgaand gesprek te hebben. Voornaamste onderwerp van dit gesprek was daarbij de hoogte van een aantal O.Z.B. aanslagen. In ant­woord op de vragen van veel mensen hierbij een kort verslag van dit gesprek.

Waardevaststelling W.O.Z.

Deze is gebaseerd op de Wet W.O.Z., waarin is bepaald dat de waarde van een pand geschat wordt naar de marktwaarde op de peildatum. Als regel wordt dit gedaan door te vergelijken met andere, vergelijkbare, panden die in de buurt van de peildatum zijn verkocht. Hierbij kunnen fouten worden gemaakt: verkeerd geschat (met name: te groot) woonoppervlak, onjuist gekozen referentiepanden, achterstallig groot-onderhoud en dergelij­ke. Dit zijn punten die zich aan onze waarneming onttrekken en waarin de eigenaar/bewoner zelf een grond voor bezwaar kan vinden. Dat moet ieder dus zelf beoordelen en dan eventueel ook zelf actie ondernemen. En wel tijdig! Dit is belangrijk, want zoals U weet geldt de W.O.Z.-waarde ook voor de Inkomstenbelasting (huurwaardeforfait) en voor de water­schapslasten.

O.Z.B.-aanslag

De opbrengst van de O.Z.B. is een, overigens bescheiden, deel van de inkomsten van de gemeente. Voor onze gemeente is in de begroting van 2005 een verhoging van de O.Z.B-opbrengst van 0,25% (dit is het prijsindexcijfer) geraamd ten opzichte van 2004. Omdat de O.Z.B.-opbrengst zelf hiervoor te laag zou uitkomen, was ook een verhoging van de afvalstoffenheffing met 10,4% nodig, om de geraamde opbrengst te bereiken. Uitgangspunt voor het bepalen van het O.Z.B.-tarief (het verschuldigde bedrag per 2268 euro waarde) was dat, bij een gemiddelde stijging van de huizenprijzen van 38% in de vier jaar sinds de vorige waardevaststelling (per 1-1-1999), met een tariefsverlaging van 27% de totale O.Z.B.-op­brengst ongeveer gelijk zou blijven. Die som klopt gewoon. Sommige huizen zijn minder dan 38% in waarde gestegen, die krijgen dus een O.Z.B. verlaging. Andere huizen zijn meer, soms veel meer, in waarde gestegen, gerelateerd aan als vergelijking genomen panden die rond

1-1-2003 zijn verkocht. Die huizen krijgen dus een, soms forse, verhoging van de O.Z.B. (wij troffen verhogingen aan van 40 tot 46 %!), die voor veel onrust zorgt.

Onze vraag was uiteraard of, aangenomen een juiste waardevaststelling, een O.Z.B.-verhoging voor sommige inwoners van 40% of meer, dat is gemiddeld 10% of meer per jaar gerekend vanaf de vorige peildatum, wel reëel en eerlijk is. En wat krijgt die burger daarvoor meer terug van de gemeente?

Het probleem van piek-verhogingen is in de Wet W.O.Z. voorzien. Daarvoor geeft die wet de mogelijkheid van een aftop- of ingroeiregeling, tijdelijke verzachtende maatregelen. Tot toepassing daarvan moet vóór het ingaan van het belastingtijdvak worden besloten. De ge­meenteraad heeft vijf jaar geleden en nu weer besloten daar niet mee te werken. O.Z.B.-verlaging voor sommigen moet immers door hogere heffing bij anderen geneutraliseerd wor­den, wil de totale O.Z.B.-opbrengst op peil blijven. De gemeente Den Haag heeft, voorzover wij weten als enige, daar ervaring mee opgedaan. Die was niet bemoedigend en is dan ook niet herhaald. En als de totale O.Z.B.-opbrengst lager zou worden dan geraamd, moet dat geld door een andere gemeentelijke belasting worden opgebracht. Of moet de gemeente bepaalde taken laten liggen.

Het toepassen van een degressief tarief kan ook geen oplossing bieden. De gemeentewet verbiedt gemeenten belasting te heffen naar draagkracht. Gemeentelijke belastingen worden geheven naar dienstverlening of, in het geval van de O.Z.B., naar bezit. Daarbij mag de financië­le draagkracht geen rol spelen. Dat daardoor pijnlijke situaties kunnen ontstaan is bij de huidige wet- en regelgeving, helaas, niet incidenteel op te lossen.

Een, misschien ietwat schrale, troost is dat het de bedoeling is na 2006 met jaarlijkse waarde­vaststellingen te gaan werken. De jaarlijkse waardestijgingen zullen dan welhaast zeker minder groot zijn dan nu over een periode van vier jaar het geval was. Maar ook eventuele dalingen in de huizenprijzen kunnen dan meer adequaat worden verwerkt in de O.Z.B.-aanslagen

Blijft tenslotte de wat treurige vaststelling dat aan de huidige piekwaarden van de O.Z.B. binnen de bestaande regelgeving weinig te doen is. Alleen langs politieke weg kan misschien voor een volgende periode iets worden veranderd. Maar de bestuurlijke voetangels en klemmen liggen al klaar.

Voor nu geldt alleen: de vastgestelde W.O.Z.-waarde van Uw huis heel kritisch bekijken!

B.H.A. Besier
E.H. de Nooij